De oplossing voor het olifantenpadenvraagstuk lijkt eenvoudig. Want hoe verschillend al die paadje zijn, ze hebben één ding gemeenschappelijk: het is de kortste weg van A naar B.  Dus als stedenbouwkundigen met die wetenschap loop- en fietsroutes aanleggen kan er toch weinig mis gaan.

Er zijn voorbeelden van geduldige architecten – waaronder Rem Koolhaas – die in het oorspronkelijke ontwerp expres geen looppaden aanleggen. Ze analyseren eerst de zogenaamde ‘desire lines’ en passen het ontwerp aan. Of ze wachten tot mensen de olifantenpaadjes zelf inslijten en asfalteren ze vervolgens. Succes gegarandeerd. Op campussen in de Verenigde Staten zijn hier voorbeelden van, zoals ‘ The Oregon experiment ‘. Een project waar de gemeenschap met veel inspraak een universiteitsterrein vorm gaf, volgens de zorgvuldige desire lines.

Waarom is deze werkwijze meer uitzondering dan regel? Schrijver Don Norman heeft een simpele verklaring. Een architect krijgt betaald bij de afronding van een project. Wachten op ingelopen olifantenpaadjes duurt maanden en de architect krijgt al die tijd niet betaald. Zou het huidige facturatiemodel in de architectuurwereld dus de reden zijn voor ontstaan van olifantenpaadjes? Het heeft volgens Norman ook te maken met de top-down mentaliteit binnen de landschapsarchitectuur. Gemeenschappelijk met belanghebbenden wikken en wegen is in opkomst, maar een architect die een plan van bovenaf neerlegt is meer de gewoonte. Maar is het sowieso niet tijd voor landschapsarchitectuur open source style?

Comments are closed.